Fanatiek, fanatieker, fanatiekst….

Deel 2: Alleen het beste is goed genoeg.

Het fanatisme van ons recreactieve wielrenners, kun je, zoals al eerder gememoreerd, afmeten aan aantallen ritten, km’s, hm’s, gemiddelde snelheid, KOM’s of zelfs wattages. Allemaal kenmerken op sportief vlak waarbij inspanning, ‘training’ en een stukje aangeboren kunde bepalen hoe hoog de lat ligt.

Maar er is ook fanatisme van een andere soort. Wie (her)kent het of hem niet?

De, vaak, middle-age-man op een gestroomlijnde, kostbare racefiets, bij voorkeur in het zwart of fel-rood van merken als Pinarello of S Works mét schijfremmen en Di2 en een Koga, Stevens of Merckx als back-up in de garage voor de slecht-weer-ritten. Alles afgemonteerd met Sram Red ETAP, Shimano Durace maar tenminste Shimano Ultegra. Een Mavic Ksyrium of DT Swiss wielset maakt het geheel compleet maar niet zonder de Conti 5000, 25″ banden natuurlijk.

Deze fanatiekeling telt de dagen af tot de release van de nieuwste Garmin om deze vervolgens tot in detail te gaan vergelijken met andere nieuwe fietscomputers/navigatie van Sigma, Lezyne, Mio en wat dies meer zij. De rest moet het meestal afleggen want alleen het duur…beste is goed genoeg. Dit is voor hem als een waar sieraad voor de fiets.

Deze fanatiekeling gaat strak in het pak, het wielerpak welteverstaan waarbij alleen het duur…. beste goed genoeg is. Castelli en Assos doen goede zaken evenals Rapha en Alé bij de wat meer modebewuste wielerstakkers. De kleuren zwart en fluor vieren hoogtij! Vaak gaat de fanatiekeling als enige de zondag níet in de zorgvuldig uitgekozen teamkleding met z’n maten mee. ProTourTeamkleding kán maar dan alleen van Ineos (voorheen Sky maar dat setje kan in de kledingzak) en alleen het originele koerstenue, geen replica natuurlijk. Dit alles wordt afgemaakt met een paar Sidi of Specialized raceschoenen, die verborgen zitten onder de bijpassende overschoenen en niet te vergeten de aller veiligste helm van Kask of Lazer met geïntegreerde bril.

In z’n achterzak steekt de fanatiekeling alleen de beste energy-repen en gels voor onderweg. Niet het huismerk van de supermarkt maar de Born Enery Bar, Power Bar en SIS go energy gels want ook hiervoor geldt: alleen het duurs….beste is goed genoeg. De bidon wordt gevuld met Isostar sportdrank als dorstlesser voor onderweg. Thuis wacht bij thuiskomst vervolgens een herstelshake van Vifit zodat de fanatiekeling na de inspanning weer snel het mannetje is. Het warme bad met revitalizing soap om de start-up en no-frictioncreme er vanaf te wassen, doet de rest!

De ene fanatiekeling is de andere niet…

Fanatiek, fanatieker, fanatiekst….

Deel 1.

Ieder(e) fietsgroep(je) heeft er wel één of misschien wel meer dan één:

de fanatiekeling, de fanatiekste van het stel. Ieder weekend, bij voorkeur op zondag, gaan we met z’n allen met de racefiets er op uit. Het aantal ‘deelnemers’ varieert en is vooral afhankelijk van weer en werktijden. Werk gaat natuurlijk voor maar in ons kikkerlandje is weer een wel heel fragiele reden om wel of niet te gaan fietsen.

Wanneer het vies weer is (regen of andere nattigheid) nodigt dat natuurlijk niet echt uit. Met de spinningles als goed alternatief is de keuze in zo’n geval dan ook snel gemaakt. Wanneer je onderweg overvallen wordt door een plensbui dan is dat zo, pech gehad; Buienradar aanklagen èn door!

Voor de fanatiekeling is het weer niet of nauwelijks een issue. Het is weekend dus we gaan fietsen, is het niet zondag dan gaan we zaterdag. Feestdagen zijn vrije dagen dus fietsdagen. Daarnaast weten we inmiddels: op het weer kun je je kleden.

Het weer kan wel de lengte van de tocht beïnvloeden; dan maar een kortere rit maar we gaan! Dat ligt daarnaast ook aan de tijd die we ervoor ‘gereserveerd’ hebben. Vertrektijd en het tijdstip dat we terug willen of moeten zijn. Maar voor de echte fanatiekeling is dit geen issue, sterker nog, de fanatiekeling heeft zo z’n eigen regels:

Op tijd of eigenlijk te vroeg terug zijn, schept (verkeerde) verwachtingen voor de volgende keer dus dan doen we niet dan maar een extra lusje er aan vastplakken.

Dat extra lusje maken we ook wanneer we de 100 km nog niet aangetikt hebben, desnoods de eigen straat nog een keertje op en af.

950 hoogtemeters, daar kun je echt niet mee thuiskomen dus op de terugweg toch nog even die laatste twee heuveltjes meepikken.

Koffiepauze is leuk, sociaal prima, maar de fanatiekeling slaat deze net zo lief over; het zijn per slot van rekening toch snel 15 km minder.

Hij doet een flinke duit in het zakje wanneer het op op-kop-fietsen aankomt maar hij verstopt zich graag even om vervolgens uit de rug van iedereen weg te fietsen en toch als eerste boven of over de finish te komen.

We fietsen allemaal voor ons plezier, ook de meest fanatieke onder ons, maar voor de fanatiekeling wordt dat plezier vergroot wanneer hij als eerste over die ‘denkbeeldige’ streep komt, de meeste km’s, hm’s heeft en KOM is.

En wij denken er zo het onze van….

Keuzestress

Maart roert z’n staart en april doet wat hij wil en daar is geen woord aan gelogen. 14 april fietsten we met vier laagjes, handschoenen en buff, samengevat: wintertenue om nog geen week later in korte broek, korte mouwtjes en ingesmeerd met zonnebrandcrème, samengevat: zomeroutfit, onze kilometers te maken. Dit Koningsdagweekend, lijkt een ritje voor de regenkleding te worden, met één of twee laagjes eronder. En dat terwijl we half februari al een rokjesdag hebben gehad waarvoor zelfs de minder fanatieke recreant het stalen, aluminium of carbonros, van de muur heeft gehaald.

Het weer neemt op deze manier een loopje met ons wielerrecreanten. Het zorgt, soms al dagen van te voren, voor stress, vooral keuzestress. Gaan we dit weekend fietsen én wanneer dan? Zondag gaat het regenen of toch niet? Voor de zekerheid dan maar zaterdag gaan? Zaterdag is het wel fris, vooral ’s ochtends. De weerapp draait overuren deze dagen.

Als mooi-weer-fietser heb je hier minder last van of misschien wel helemaal niet maar dan kom je in ons kikkerlandje niet veel aan fietsen toe.

Maar zoals al eerder door een wijsgeer werd gezegd: tegen de kou kun je je kleden en ook daaraan is geen woord gelogen. In de winter en in de zomer geeft dat geen probleem maar wat te doen in deze frisse voorjaarsochtenden? Lange broek, beenstukken (soort van panty’s die je makkelijk af kunt rollen of uittrekken) of gewoon de korte broek want de benen kunnen het wel aan? Eén paar sokken, twee paar of overschoenen? Mouwloos vest met armstukken (armvariant van de beenstukken) en een regenjasje mee. Nee, het leven van de wielerrecreant is zo simpel niet. Voor de zekerheid maar twee stapeltjes maken, ’s avonds de dag er voor, zoals dames die voor hun kledingkast staan.

Zaterdag/Zondagochtend, 8.00 uur: eerst een blik naar buiten, voor het geval de weerapp er faliekant naast zat, en vervolgens even een neus buiten de deur; daar komt die uitdrukking dus vandaan. Het is fris. Good old teletekst, pag. 705, is uiteindelijk doorslaggevend: 8 graden maar niet heel lang want het gaan er 16 worden. Daar gaan we….twee laagjes of toch drie? Beenstukken ja, armstukken, nee….twee paar sokken of overschoenen? shirt met lange mouw of gewoon jack en toch maar regenjasje mee?

Nee, het leven van de wielerrecreant is zo simpel nog niet met al die keuzestress.

Schoolreisje 2019: Ronde van Arnhem

Zondag 14 april was het dan eindelijk zover. We hadden er met z’n allen lang naar uitgekeken. Na de nodige voorpret en voorbereiding, was iedereen er klaar voor. Het is toch altijd één van hoogtepunten van het seizoen. Op de dag er voor worden de tassen klaar gemaakt. Hoewel door de organisatie gezorgd wordt voor een natje en een droogje voor onderweg, nemen we zelf toch altijd ook wat lekkers mee. ‘S avonds op tijd naar bed om vervolgens niet meteen in slaap te kunnen vallen en ’s morgens, op de dag zelf, nog voor de wekker wakker te worden van enthousiasme en gezonde spanning. Excited noemen de Amerikanen dat zo mooi. Hoewel het nog geen half zeven is, nemen we toch maar wat te eten maar verder dan een paar happen komen we niet. Het sanitaire intermezzo dient zich al vroeg aan op zo’n dag.

En dan gaat het gepakt en bezakt naar het vertrekpunt. Iedereen is mooi op tijd, op die ene enkeling na dan. Nadat iedereen z’n bagage heeft ingeladen, zijn we klaar voor vertrek. Na anderhalf uur reizen onder het genot van muziek, afgewisseld met nieuws, actualiteiten, sterke en minder sterke verhalen, komen we aan: Ronde van Arnhem, here we are!

April doet wat hij wil. De winterse neerslag van zaterdag had ons land dan wel verlaten maar de kou was nog niet verdreven. De noordoosten wind was zichtbaar, getuige het kippenvel op die paar blote benen van bikkels die het weerbericht aan hun laars lappen. De rest wist: ‘Op de kou kun je je kleden’ en dus zo gezegd, zo gedaan.

En zo vertrokken we, acht man sterk, (R moest helaas passen) voor de tocht van 125km door het Arnhemse achterland, via de Rijnvallei naar de Veluwe, samen met zo’n 3000 andere wielerrecreanten. Al snel ontstond de verwachte tweedeling, voorheen ook wel eens A-groep en B-groep genoemd, beide 4 man sterk met daarin de te verwachte namen. Hoewel de aanwezigheid van sabbatical-Joost toch wel het vernoemen waard is. Met de eerste hoogtemeters vers in de benen maar nog voor het bereiken van de klimtijdmeeting op zo’n 25km, wist ook A de oversteek te maken.

De klimtijdmeeting lag op de Snippendaalseweg, één van de wegen die naar bekende Posbank leiden. De ‘berg’ heet officieel Zijpenberg en is ruim 2km lang. Met een gemiddeld stijgingspercentage van 3,5 en max. 6,5% is deze beklimming voor ons Limburgers niets om bang van te worden. Het feit dat hier een tijdmeeting ligt, maakt wel wat in ons sportmannen, los en dus wil iedereen hier toch even wat harder trekken en duwen. De beloning is voor iedereen gelijk, namelijk een mooi uitzicht op dit mooie natuurgebied.

Na zo’n 45km bereiken we de eerste pauzeplek wat zoveel betekent als aanschuiven in de rij op zoek naar een reep, banaan en wat sportdrank, een sanitaire stop en door. Het weer nodigde niet uit om lekker even in het gras te gaan liggen, mocht je dat al willen. Nee dus, dóór, maar niet nadat we onze teamgenoten nog even hebben begroet.

De volgende 50 km tot aan de volgende snackplek verliepen nagenoeg vlak en vlogen, bijna letterlijk, voorbij. In het kielzog van een sterke groep locals haalden we bijna ongemerkt mooie snelheden. Binnen 1.45uur waren we er, veilig en wel, én met z’n vijven. Kilometervreter T, de herboren R de onvermoeibare A, sabbatical J bij wie de trainingsachterstand slechts een klein krampje had opgeleverd en ondergetekende. M, lekker op z’n gemak, I-over kilometervreter gesproken-, en ik laat me niet ge maken-Ch, zouden we bij de finish pas weer terug zien.

Voorzien van de laatste energiedrank en reep, zetten we koers richting het eindpunt, in Papendal. Onderweg, bij een onvoorziene stop door materiaalpech, werden we er door de mecanicien van dienst, op gewezen dat de Italiaanse weg nog op ons lag te wachten. We hadden volgens het routeschema inderdaad nog wat hm’s op te rapen. Een kleine kilometer over steentjes, met een stijgingspercentage van gemiddeld 4,6 en max. 7% zorgde daarvoor. Na een dikke 110km komen die dan toch net even wat harder aan, zeker bij de mannen die pas later willen pieken in het seizoen. Na deze inspanning ging het 15 km vlak en wind meestal mee, naar de finish waar we gezamenlijk met een welverdiende pasta en een drankje afscheid namen van Papendal en de Ronde van Arnhem.

Een mooie tocht met goede, duidelijke routeborden, sobere maar voldoende voorzieningen bij de start, finish en onderweg en een snelle pech-onder-weg-hulpdienst. Het was eens wat anders maar de omgeving én het schoolreisjesgevoel maakte het er niet minder om!

Christopher!

Do’s and don’ts

Het heeft lang geduurd maar na vele jaren zijn wij, wielerrecreanten, eindelijk gewend aan de helm en aan de fietsbel, op een enkele eigenwijzeling na dan. Dat de fietsbel niet langer taboe is, hebben we voor een groot deel te danken Mathijs Wagenaar. Tot aan zijn uitvinding was de fietsbel not done, hoe klein het exemplaar dan ook was. Het zorgde voor meer ongewenst gewicht op onze lichtgewicht aluminium of carbonfiets, tenminste dat was een veel gehoord argument, net als het esthetische aspect ‘het ziet er niet uit’. Met de verstopte versie van de fietsbel, behoort deze don’t tot de verleden tijd. En daarbij snijdt dit mes aan meerdere kanten: het bevordert onze verkeersveiligheid én we snoeren menig criticaster de mond. Do!

Voor de fietshelm, en dan met name het dragen daarvan, hebben de weigeraars veelal dezelfde argumenten. Het is extra gewicht, het ziet er niet uit én je kan er niet mee fietsen. Flut-argumenten natuurlijk; een helm weegt maar een tiental grammen, ze zijn er in veel soorten, designs én prijscategorieën. Je hebt, al fietsend, niet of nauwelijks in de gaten dat je ‘m draagt. Ik kan weinig, zeg maar gerust geen, begrip opbrengen voor de helmloze onder ons. Wel een sjieke, dure fiets, maar geen helm, daar kom je echt niet meer mee weg. Een dikke don’t!

De bolletjestrui, de rood-wit-blauwe driekleur en de regenboogtrui behoort toe aan de bergkoning in de Tour, onze nationaal kampioen en de wereldkampioen en aan niemand minder. Dus beste mede- wielerrecreant, het maakt niet uit in welke kleur en met welke merknaam, sponsor of surrogaatsponsor, je op je borst of rug rijdt maar ere wie ere toekomt. De regenboogtrui is van Valverde, de bolletjestrui is van Alaphilippe en alleen Mathieu van der Poel rijdt dit jaar in het rood, wit, blauw. Later dit jaar zullen dit anderen zijn, maar in geen geval een wielerrecreant. Don’t!

Andere don’ts, waar we ons, vaak onbedoeld maar soms ook niet, schuldig aan maken, zijn het ‘zwart’ mee rijden met een, veel te dure, toertocht; Het snuiten van de neus, op de voor ons wielrenners zo kenmerkende wijze, zonder eerst naast of achter je te kijken; Afval achterlaten op plaatsen anders dan een prullenbak, of het nu gaat om een wikkel van een reep, een bananenschil of een kapot binnenbandje. Over het weggooien van een bidon zijn de meningen verdeeld. Hou in ieder geval rekening met medeweggebruikers en het publiek langs de kant, al is dat publiek er op zondagochtend niet echt in grote getale om ons toe te juichen; Schreeuwen naar elkaar, of erger nog, naar andere weggebruikers….daar hebben we nu net die fietsbel voor; én last but not least: draag geen onderbroek onder je fietsbroek! Ja, ze zijn er echt, let maar eens op de volgende keer. Afgesproken?

Kudos, daar doe je ’t voor! #remastered#

Wie Strava zegt, zegt Kudos! Tenminste dat is de associatie die ik er mee heb. Kudos is volgens Wikepedia afkomstig uit het Oudgrieks en staat voor roem en faam. Het geven van kudos wordt gedaan om een ander te waarderen. Over de uitspraak van deze virtuele cadeautjes, zijn de meningen verdeeld maar het is inmiddels aardig ingeburgerd in ‘onze’ taal. Kudos lijkt meervoud maar is eigenlijk gewoon enkelvoud maar ja, kudossen, kudozen of kudici bekt nu eenmaal niet echt lekker, dus houden wij het gewoon op Kudos!

Het gaat dus om het waarderen van anderen. Velen zullen dan denken: Waarom geen omhelzing, een kus of mooie woorden maar juist kudos? In deze coronatijden van social distance is dat logisch maar het heeft anders ook veel, zo niet alles, te maken met Strava;

Voor de niet-kenners: Strava is een website en app waarmee sportieve prestaties kunnen worden bijgehouden via GPS én belangrijker nog, ze kunnen worden gedeeld en vergeleken met anderen. Onder hardlopers maar zeker onder wielrenners is Strava erg populair. Kudos is ons wielerliefhebbers dan ook verre van vreemd.

Wie en waarvoor krijg of geef je dan kudos? Als wielerrecreant geef ik doorgaans alleen kudos aan Stravabevriende wielrenners. Maar eerlijk gezegd, is dat bijna meer uit gewoonte en niet per se vanwege een (top)prestatie van diegene, waarvoor het dus eigenlijk wel bedoeld is. Zeg maar zoiets als likes 👍 op Facebook maar dan anders. Een terechte vraag die dan opdoemt, is:

Wanneer levert iemand een kudoswaardige prestatie? Voor de één is dat na een tocht van 100+ km, voor de ander bij een gemiddelde van 30+ en bij weer een ander is dat misschien al bij een tocht van 45 km en een gemiddelde van 25 of misschien wel bij een record aan weggetrapt wattage, de nieuwste rage.

Gaan we voor hoogtemeters dan krijgen ze boven de grote rivieren nauwelijks kudos vergeleken met ons Limburgers. Voor een KOM (kom ik nog wel eens op terug) op de Col du Kummenade zouden ze daar een record aantal kudos geven. Internationaal stellen wij Limburgers op onze beurt weer niets voor want een Camerigkudos is nog altijd geen Galibierkudos, om maar eens een kudoswaardige col te noemen.

Spinners, Swifters en, op een enkele corona-uitzondering na, hardlopers, hoe bevriend ze ook mogen zijn, krijgen geen kudos van mij. Hou ’t maar op een principe kwestie. Ook al hebben zij zich letterlijk in het zweet gespind, geswift of gerend, jammer dan, van mij geen kudos.

Wat ik overigens wel merk is dat foto’s een kudosverhogende werking op me hebben. Soms kijk je wel eens over een rit of prestatie heen maar met een foto erbij gebeurt met dat niet snel en dan sta je dus al met 1-0 voor.

Gelukkig hoef ik het zelf niet allemaal bij te houden want dat doet Strava voor me, zelfs met mijn gratis account. Aan het eind van het jaar kun je precies zien wanneer je de meeste kudos hebt gekregen. En dat is echt niet die rit waarin jij van je zelf vindt dat je daar de meeste kudos had verdiend, check ’t maar;).

Enfin, met mij als Stravavriend ben je zo goed als verzekerd van kudos, kuudoos, kjoedoos of hoe je het ook uitspreekt. Doe er je voordeel mee, zou ik zeggen!

Kudos, daar doe je ’t voor! Ook voor de gratis abonnees!!!

Christophers!

De ijdele wielrenner

Je proeft de lente!

Nu ook de metreologische lente is aangebroken en de straten door bloessem gekleurd worden, gaan de harten van ons wielerliefhebbers weer een tikje sneller kloppen. Het is nog even wachten totdat volgende week de klok naar zomertijd gaat en dan kunnen we helemaal los gaan. De been-, armstukken en misschien zelfs het jasje moeten we wel nog bij de hand houden maar de, die-hards, of principielen, gaan voor de korte broek.

En wie gaat gaat voor de korte broek, gaat voor goed gesoigneerde benen, bij voorkeur zongebruinde, benen. En dat is nog wel even een dingetje. Bruine benen is, zo vroeg in het seizoen natuurlijk, onnatuurlijk, tenzij je al op stage bent geweest op Mallorca of Calpe. En dat is niet voor veel wielerrecreanten weggelegd. Over snelbruiners wil ik het helemaal niet hebben, dan nog liever bruin-zonder-zon.

De kleur is één maar hoe getraind de benen eruit zien, is twee. Niet hoe getraind ze zijn maar hoe ze eruit zien dus, al is het één meestal een logisch gevolg van het ander. Hebben we nog winterkuiten of zijn de contouren van de lentekuiten al zichtbaar? Het relief van strakstaande spieren en de volgelopen aderen die daar doorheen kronkelen en daarmee de trainingsuren van de winter verraden. Dat moet gewoon genieten zijn voor de fietsmaat die in je wiel zit, al zal hij of zij dat misschien niet meteen laten blijken. Noem het een tikje jaloersmakend. Helemaal wanneer je eens even goed op de pedalen gaat staan.

Een ander, en voor velen, het grootste issue is misschien wel het scheren (harsen of welke manier van ontharen) dan van de benen of ’t juist niet scheren (harsen of welke manier van ontharen) ervan. Wanneer we de benen scheren omdat daarmee de contouren nóg beter uitkomen, fietst ’t het eigenlijke doel voorbij: goede massagebenen en vervelende infecties/ontstekingen na een val voorkomen, dat is waarvoor het gedaan wordt. Onder ons wielerrecreanten zullen er maar weinigen zijn die na het fietsen door een masseur/seuze onder handen genomen geworden; we zouden het geluk eens hebben!? Aerodynamischer? Ja, misschien als je Rohan Dennis heet of Tom Dumoulin en de beschikking hebt over een windtunnel maar als recreant fiets je echt niet harder met geschoren benen. En ik kan het weten. Vandaag heb ik op een zeker moment de proef op som gedaan hoewel er niet veel blote benen zichtbaar waren. Ijdelheid is wat het is, niet meer en niet minder.

Het heuvelland was vanmorgen gehuld in mist, noem het laaghangende bewolking, en dat maakte het fris, koud zelfs maar al met al toch wel lekker! Je proeft de lente!

Ik ben fietser, geen mecanicien

Banden plakken of beter gezegd, banden vervangen dat kan iedereen, zelfs ík en remblokjes vervangen lukt me ook nog wel maar dan heb je ‘t ook wel gehad. Van een automobilist wordt verwacht dat hij of zij wielen kan wisselen, olie kan peilen en een lamp kan vervangen. Dat laatste is overigens soms veel lastiger dan het lijkt, bijna ondoenlijk zelfs, voor mij tenminste, al ben ik geen goede graadmeter.

Van een fietser mag je ook verwachten dat hij of zij de kleine reparaties zelf kan doen. Bandjes vervangen lukt me zoals gezegd maar ik ga geen prijs winnen wanneer ‘t om de snelste tijd gaat, integendeel. Door het veel te doen, krijg je er handigheid in maar dat is voor mij, kantoorpikkie met twee linkerhanden, relatief. En met de kwaliteitsbanden zoals deze tegenwoordige worden gemaakt, schiet dat letterlijk en figuurlijk niet op.
Met één à twee keer per jaar een lekke band, krijg je nooit routine.  En om dan maar zelf een paar keer per jaar, ‘droog’ te oefenen, gaat wel erg ver hè, té ver.

Maar ook in de recreantenwielersport heb iedere nadeel, z’n voordeel. Wanneer je dan toch een keertje lek rijdt, wil je je maten niet lang laten wachten én dat willen ze zelf ook niet. De, voor mij, zo welkome helpende hand is dan meestal wel nabij en met z’n tweetjes (ik betrap me er zelf op dat ik dan meestal de rol van ‘aangever’ op me neem) gaat het net even makkelijker maar vooral ook sneller.

En dan hebben nog maar over bandjes wisselen en niet eens over het, voor mijn gevoel, hoge school onderhoud van de fiets. Ketting vervangen, cassette of body vervangen, versnelling-/remkabels trekken. Ik weet niet eens of je het überhaupt zo noemt, laat staan dat ik het zelf zou moeten doen. Ik heb er niet eens het geschikte gereedschap voor in huis.

Op zo’n dag als vandaag, buiig en dus natte wegen, weerhoudt mij dat, niet altijd, van buiten fietsen want dat betekent fiets poetsen, slijtage aan onderdelen die dus eerder vervangen moeten worden. En dan is de cirkel weer rond.
Nee, laat mij maar gewoon lekker fietsen, zoals ik ook lekker wil auto rijden. Het onderhoud laat ik aan de kenner, de professional, over. Schoenmaker blijf bij je leest en zo is het maar net.

Ik ben fietser, geen mecanicien!

Limburg, je zal er maar fietsen…

Je kent ze vast wel, die momenten waarop je tijdens het fietsen door ons mooie heuvelland je fietsmaten aankijkt en zegt ‘Limburg, je zal er maar wonen….uhhh, fietsen’. Vanuit ‘de poort’ van Zuid-Limburg bereiken wij binnen 20 minuten het centrum van Nederlands wieler hoofdstad, Valkenburg. Een ongekende weelde voor de wielerliefhebber. Anderen zitten uren in de auto of boeken, om het voor iedereen wat aangenamer te maken, een weekendje-weg in een hotel of B&B. Vrouwlief gaat mee, die kan zo een dagje gaan shoppen en vaders kan lus 1, 2 of 3 van AGR gaan fietsen….zoiets als het mes dat aan twee kanten snijdt;)

Negen van de tien keer gaat mijn of beter gezegd onze wekelijkse rit door het heuvelland. ‘Vlak’ fietsen kan altijd nog of we moeten er om welke reden dan ook toe ‘gedwongen’ worden. Vaak zijn het, wat wij zelf noemen, relaxte tochten met over het algemeen lekkere beklimmingen zoals de Bemeler, Loor,- en Schweiberg en soms maken we het onszelf wat zwaarder, of beter gezegd ‘epischer’ met de Cauberg, Eyserbosweg en / of de Keutenberg en dat zal dan ook iedereen weten! Wij kunnen iedere week naar hartelust lus 1, 2, 3 of willekeurige variant van Limburgs Mooiste fietsen als we dat willen. En zijn we dan toch eens aan wat anders toe dan is de Belgische voerstreek niet ver weg, net als de Ardennen en Eifel trouwens. Lucky bastards zijn we;).

Maar hoe verwend we ook zijn, ook voor ons geldt dat aan iedere tocht een eind komt. En met de nodige kilometers en hoogtemeters in de benen, vallen die laatste 10 à 15 kilometers vaak vies tegen. Afhankelijk van de vorm van de dag natuurlijk. Je ruikt dan weliswaar bijna het thuishonk, er wachten nog wel enkele kilometers, veelal váls platte kilometers wel te verstaan, huiswaarts. Vanuit Valkenburg is de keuze reuze maar echt fijn is het dan bijna nergens. Nemen we de Emmaberg, 4% over een hobbelig tegelpad of gaan we langs ‘Jomanda’, 3% over slecht wegdek richting Camping de Bron? Of toch liever over Sjtoepert 4 à 6% na een vervelend lange aanloop, ook niet altijd even fijn. De sluiproutes via Ravensbosch tegen 4% of Ulestraten 3% winnen ook de populariteitsprijs niet. Het zijn stijgingspercentages waar we normaalgesproken niet voor terugdeinzen maar deze doen vaak echt wel pijn. Volgende keer dan maar de westelijke route nemen. We hebben het gewoon voor het uitkiezen.

Limburg, je zal er maar wonen, uhhh fietsen!

Grid, Gravel, Gravelen!

Bij gravel denk ik aan tennis op Roland Gaross met veelal Spaanstalige uitblinkers, aan de 7e inning van Haarlemse Honkbalweek waarvan ik de puntentelling nog steeds niet begrijp en van het voormalige trainingsveld van mijn plaatselijk voebalclubje en dus aan kapot gevallen knieën.

Tegenwoordig is gravel niet meer alleen de favoriete ondergrond van Nadal, Bertens & co. maar ook van Kwiatkovski en Anna van der Breggen om maar eens wat namen te noemen. Niet toevallig oud-winnaars van de wielerkoers, en inmiddels semi klassieker, Strade Bianche

Met de Strade Bianche is meteen hét gravel wielerhoogtepunt van het jaar genoemd waardoor het grid, of gravel rijden, kortweg door mij gravelen genoemd, mede zo populair is geworden. En dat terwijl het niet eens over echt gravel gaat, maar over ‘witte wegen’.

Naast het wielrennen, het veldrijden en het mountainbiken is er met gravelen een soort van nieuwe wielerdiscipline ontstaan die in korte tijd sterk aan populariteit wint. Je zou kunnen denken dat het alleen maar is om alleskunner Matthieu van der Poel uit te dagen?

Veel top-wielrenners maken van de al eerder genoemde Strade Bianche hun eerste hoofddoel van het wielerseizoen en met winnaars als Kwiatkovski, Gilbert en Cancellara is dat inmiddels wel begrijpelijk. Wie wil nu niet in dat rijtje staan?

Onze eigen Lau (alsof hij ons bezit is?) ontpopt zich ondertussen tot het boegbeeld van het gravelen in de Lage Landen. Met zijn imago én uiterlijke kenmerken van een wielercowboy lijkt hij daarmee zijn wielerpensioen nog even uitgesteld maar tegelijkertijd ook veiliggesteld te hebben, slim als hij is.

Ook de Mantels, Futurums en Saldens van deze wereld spinnen er garen bij met een aanbod gravelbikes, kleding en accessoires. Niet dat die veel verschillen van reguliere fietsspullen, afgezien van de banden, maar zo werkt dat nu eenmaal. En wij trappen er met z’n allen in …nou bijna dan.

De organisatoren van toertochten zoeken zich ondertussen suf naar wegen die het stempel gravel verdienen om daarmee een toertocht uit te kunnen schrijven en dus inkomsten te genereren. En zie, dan zijn er ineens meer gravelwegen of die daar voor door kunnen gaan, dan we wisten.

Ook de Vuelta, Giro en zelfs de Tour spelen erop in en nemen een gravel,- of in ieder geval een gravelachtige rit (mooi woord voor scrable trouwens) op in hun routeschema; we kennen de beelden nog wel van de Finestre en Plateau des Glières.

Ik vind het zelf vooral boeiend om naar te kijken. De met stof of beter nog, met modder besmeurde wielrenners, die daarmee lijken op terug-in-de-tijd renners, vechten een heroïsche strijd die wordt beslecht in het historische centrum van Siena. 

Waar we vroeger nog voetbalwedstrijden naspeelden als kleine jochies, in weer en wind, iets wat we nu, als wielerrecreamateurs, soms ook nog doen bij een zogenaamde bordjes-sprint, ook als een stel kleine jochies, voel ik me echt niet geroepen om de Strade Bianche na te fietsen.

Nee, ieder z’n ding maar voor mij (nog) geen grid, gravel of gravelen!